Samen zijn
Het is nat en
koud voor de tijd van het jaar. Er lijkt maar geen einde te komen aan de
winter. De mensen blijven zo veel mogelijk in hun huizen waardoor het stil is
op straat, zeker wanneer je in een klein dorp woont, zoals Humble. Eigenlijk
woont Humble net buiten het dorp. Hij heeft een klein oud huisje zonder buren
maar met een behoorlijke achtertuin die overgaat in het land.
Het lukt zelfs
Humble nauwelijks om vrolijk te blijven bij zoveel regen langs de ramen.
Grauwe grijze
wolken laten alle kleuren buiten verdwijnen. Zelfs de dieren die hem regelmatig
komen groeten blijven nu weg.
Humble is bezig
om met de restjes die hij in huis heeft een maaltijd te bereiden. Een paar
wortels, uien, tomaten en rijst. Hij houdt van pittig en gooit wat peper door
de saus. Gelukkig heeft hij ook nog twee sinaasappels in huis. Hij perst het
sap eruit en bewaart dat voor na het eten.
Net als hij wil
gaan zitten met zijn kom eten voor zich, hoort hij een vreemd geluid. Hij
spitst zijn oren, wat hoort hij toch? Hij neemt een hap van zijn eten. Hmm, het
smaakt hem best.
Het geluid
blijft hem bezighouden. Hij kent alle geluiden in en om het huis, maar dit
geluid herkent hij niet. Of toch? Hij luistert nog eens. Hij zet zijn eten neer
en loopt luisterend door het huis. Het is een vaag, zacht geluid. Af en toe is
het even stil en dan opeens is het er weer. Net als Humble terugloopt om verder
te eten hoort hij een hard geluid tegen de achterdeur, gevolgd door gekerm. Nou
is hij niet bang uitgevallen, maar je weet maar nooit, denkt hij en voorzichtig
schuifelt hij in de richting van de keukendeur. Hij knijpt zijn ogen samen om
te kijken of hij iets kan ontdekken. Het regent zo hard dat het al bijna donker
is. Opeens ziet hij iets bewegen, hij heeft geen idee wat het is. Het lijkt wel
een vormeloze zwarte massa. Nog steeds hoort hij dat vreemde geluid:
‘Huuu, uuuhh’.
Soms lijkt het
op de wind, soms lijkt het op een huilend kind.
Hij probeert de
deur open te doen, heel voorzichtig want hij weet niet wat het is dat er
tegenaan is gevallen. Het beweegt met de deur mee, en weer is er dat geluid. Nu
iets harder:
’Huuuu, huuu.’
Wanneer hij om
de hoek kijkt ziet hij twee ogen die hem angstig en vermoeid aankijken. Humbles
voorzichtigheid slaat om in medeleven. Dit is een dier, een kat lijkt het wel,
met veel pijn. Hij stelt hem gerust:
’Het is okee,
ben maar niet bang, wat is er met je?’
Nog durft de
kat zich niet te bewegen, maar hij heeft zo’n pijn.
‘Huuuu, mmm, uuuh’,
Klinkt het.
Wanneer hij zich overeind probeert te hijsen ziet Humble dat zijn linker
achterpoot stevig bloedt en ook zijn voorpoten zijn kapot, ze lijken wel
gebroken. Zelfs zijn neus bloedt. Humble kan nu beter zijn lijf onderscheiden
in de dikke regen. Hij is doorweekt en vol met blubber en bloed. Humble haalt
gauw een grote doek en legt die over het gewonde natte beest heen. Het arme
dier lat het toe. Hij is angstig en moe.
Later die avond
ligt de grote zwarte kat op een dekentje in de woonkamer te slapen, hij is
uitgeput. Humble verbindt de gebroken voorpoten nadat hij er wat kruiden uit de
tuin op heeft gelegd om infecties te voorkomen. De achterpoot en de neus hoeft
hij alleen maar schoon te maken. Wanneer Humble daar klaar mee is loopt hij
naar de keuken om wat eten te halen voor de kat, maar die slaapt al voordat Humble
weer terug is. Humble moet lachen en brengt het eten weer terug naar de keuken.
Daar zit hij
nou met een grote gewonde slapende kat in zijn huis. Hij eet zijn koud geworden
eten snel op. De kat ademt onrustig maar lijkt in een diepe slaap.
Humble is moe
van alle gebeurtenissen vanavond en besluit vroeg naar bed te gaan.
Hij zet eerst
nog een bakje water en een bakje droge rijst neer voor zijn onverwachte gast,
voor het geval deze honger krijgt in de nacht. Dan doet hij de lichten uit en
gaat naar boven om te slapen.
Die nacht
slaapt de kat, ondanks zijn pijn, goed door en hij wordt pas wakker wanneer hij
Humble om hem heen hoort schuifelen. Geschrokken kijkt hij Humble aan, hij weet
zo gauw niet waar hij is en wie hij ziet. Humble kalmeert hem:
‘Sst, sst, het
is okee. Niet bang zijn, het is okee.’
Met een scheve
kop kijkt de kat Humble aan. Hij probeert rechtop te gaan zitten, maar zijn
pijnlijke poten belemmeren het hem. Humble gaat naar hem toe en aait de kat
zacht over de kop en rug. Hmm, zo te zien vindt de kat dit maar niets, alsof
hij te groot is om geaaid te worden. Humble moet lachen om die reactie. Een kat
met kapsones, haha, daar houdt hij wel van.
Toch laat de
kat zich door Humble voeren en meteen na het eten valt hij weer als een blok in
slaap. Humble moet grinniken om het zachte gesnurk.
Dat gaat zo een
paar dagen door en langzaam begint de gast op te knappen, en Humble, ach, die
vindt het wel gezellig om de kat om zich heen te hebben. Naarmate hij opknapt
begint de kat ook wat meer praatjes te krijgen. Ze besluiten dat hij bij Humble
in huis blijft totdat hij helemaal beter is.
‘Ik ben Mekjo’,
stelt de kat zich voor.
‘Ik ben
Humble’, stelt ook Humble zich nu voor.
‘Wat een aparte
naam heb je.’
Mekjo legt uit
dat hij eigenlijk Magic Johnson heet, maar dat de mens waarbij hij woont hem
liefkozend Mekjo noemt.
Humble vindt
het wel gezellig om Mekjo in huis te hebben. Naarmate hij zich beter voelt,
hebben ze hele gesprekken. Ze praten over het leven in het algemeen, en ze
praten zelfs over de dood. Hele filosofische gesprekken hebben ze samen, maar
ze kunnen ook samen zwijgen, dat kun je niet met iedereen.
Humble doet
boodschappen, kookt en verzorgt de wonden van zijn gast. Na verloop van tijd
kan Mekjo weer voorzichtig op zijn poten staan, zichzelf wassen, en zelf eten.
Mekjo is blij dat hij kan blijven tot hij zich weer goed genoeg voelt om er op
uit te trekken, en in ruil helpt hij Humble een beetje met het schoonhouden van
het huis. De regen is gestopt en de eerste zonnestralen van het voorjaar komen
het huis binnen. Alles ziet er anders uit met zonlicht.
‘Een paar
buurjongens bij mijn andere huis hebben me vastgepakt en in hun auto
meegenomen. Ze gingen een eind rijden, ik maakte een hoop herrie want ik wilde
niet bij hun in de auto zijn’, vertelt Mekjo aan Humble.
‘Op een gegeven
moment stopten ze bij een bos en trokken me aan mijn voorpoten de auto uit, ze
stopten me in een grote zak, en toen gingen ze me slaan. Ze gingen maar door.
Ik krijste het uit en was bang want ik zag niet wat ze deden.’
‘Ik lag
halfdood in de zak toen ik de auto hoorde wegrijden. Het lukte me om uit de zak
te kruipen en strompelend en slepend ben ik op zoek gegaan naar licht in de
hoop dat iemand me kon helpen. Zo kwam ik bij jouw huis aan. De rest weet je.’
Mekjo is
zichtbaar aangedaan wanneer hij zijn verhaal vertelt. Humble leeft met Mekjo
mee, teleurgesteld over wat mensen elkaar en dieren kunnen aandoen.
Humble vindt
Mekjo prettig gezelschap en hij staat vaak versteld van zijn wijze woorden.
Hetzelfde geldt voor Mekjo, hij mag die Humble wel en is blij dat hij hier
terecht is gekomen. Humble en Mekjo gaan vaak samen een blokje om en langzaam
loopt Mekjo weer bijna als vanouds.
Wanneer de dag
aanbreekt dat Mekjo vertelt dat hij terug naar zijn huis wil, zijn ze allebei
een beetje stil. Hij wist dat het moment zou komen maar toch moet Humble even
slikken. De dingen gaan zoals ze moeten gaan, weet Humble, en hij legt zich bij
het naderende vertrek neer. Samen smeren ze brood en ze pakken een flesje melk
in, zodat Mekjo onderweg te eten heeft. Ze geven elkaar een stevige knuffel en
nadat hij Humble nogmaals uitgebreid bedankt vertrekt Mekjo. Humble kijkt hem
na tot hij Mekjo niet meer ziet, ondertussen kijkt Mekjo om de paar honderd
meter om en zwaait naar Humble. Humble draait zich om en gaat naar binnen. De
stilte overvalt hem.
Weken later,
wanneer Humble in de tuin wat voor zich uit staat te staren, ziet hij in de
verte een schaduw. Hij kijkt nog eens goed en denkt hardop: ‘Als ik niet beter
wist zou ik denken dat het Mekjo is, die daar aan komt.’
De figuur komt
dichterbij en plotseling ziet Humble dat er wordt gezwaaid. Jawel, hij ziet het
goed. ‘Hee, hee yo, Humble.’
Ze rennen op
elkaar af en blij omhelzen ze elkaar stevig.
Na een stevige
maaltijd zitten ze samen op het vertouwde bankje in de achtertuin, ze zwijgen
allebei en genieten van elkaars aanwezigheid.
Sinds Mekjo’s
tevergeefse zoektocht naar zijn eigen mens en zijn huis heeft Mekjo geen
plannen meer om weg te gaan en Humble heeft geen behoefte om hem weg te sturen.
Af en toe is Mekjo een paar dagen weg, wanneer de natuur hem roept, maar daarna
komt hij steevast weer terug. Af en toe is Humble een tijdje weg, dan past
Mekjo op het huis en dan komt Humble weer terug in een schoon huis. Humble is
gewend om veel alleen te zijn en daar heeft hij nog steeds af en toe behoefte
aan, maar Humble en Mekjo zijn nu echte vrienden die elkaar door dik en dun steunen,
en die vooral genieten van het samen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten