vrijdag 7 februari 2014

Gedichten van toen ik twaalf was



Op zoek naar iets heel anders, kom ik tussen mijn papieren opeens drie gedichtjes uit mijn kindertijd tegen. Ik was twaalf jaar oud toen ik ze schreef. Ik vind ze aandoenlijk en ben verbaasd over het taalgebruik op die leeftijd.

1
Wat is er fijner voor een dartel kind
Dan rennen en draven in de wind
O, mensen, dit alles is een wonder
En kijk, daar gaat de zon al onder
Het kind is nu erg moe
En gaat naar haar bed toe
Dan geeft het kind een luide gaap
En valt dan blij in slaap
Laat ieder kind zo zijn,
Dan wordt de wereld plezierig en fijn


2
Er loopt een paard op straat
met een veulen dat er naast gaat
Het moederpaard is bruin
tot en met haar kruin
Het veulen is meer bont
en is maar iets groter dan een hond
Het was een mooi gezicht,
Het leek wel een gedicht,
de dieren liefkoosden elkaar.
Mensen, het is toch wonderbaar


3
Er is een dierenwinkel in de straat,
Waar een konijn in staat,
het is gevlekt en o zo lief,
maar laatst was er (voor mijn doen) een dief.
En kocht het diertje klein,
toen deed mijn hartje pijn.
Ik bleef twee nachten wakker,
ik vond mijzelf een hele stakker.
Nu vind ik dat ik overdreef.
Ik geloof dat ik niets meer om hem geef.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten