In de zomer van 1963 waren
we met het hele gezin een dagje uit. Ik weet niet meer precies waar we waren,
misschien was het Avifauna? Dat komt het eerste in me op. Ik zit op een muurtje
naast mijn grote sterke vader, en iemand heeft dat dierbare moment vastgelegd
in een foto.
Een
maand later waren we niet meer een compleet gezin. Mijn grote sterke vader
bleek minder sterk dan ik als vanzelfsprekend aannam. Op 25 augustus 1963
overleed hij op 34-jarige leeftijd, ik was toen net zes jaar oud.
Ik kan me niet veel
herinneren van de tijd rond zijn overlijden. Slechts enkele flarden zijn
blijven hangen.
‘Mama, mag ik dan zijn
dadels hebben?’, over de dadels in zijn
fruitmand die hij nu niet meer nodig had.
Ik herinner me ook dat op
5 december van dat jaar een hele lange grote tafel vol met cadeautjes voor mijn
broertjes, zusje en voor mij, de huiskamer vulde. Men had met ons te doen en dit
was een manier om ons te steunen in ons verdriet.
Het verdriet herinner ik
me niet. Ik herinner me een wereld met een grote onbevatbare leegte. Leegte en
onbegrip. Wat gebeurde er? Mijn leven, mijn wereld, is daarna niet meer
vanzelfsprekend geweest. Het gevoel dat ik niet begrijp wat er met mij en om
mij heen gebeurt, heb ik nog vaak.
Een klein meisje,
onveilig, onbeschermd, in een te grote wereld.
‘Papa waar ben je?, en
‘Mama waar ben je?’.
Mijn moeder stond plotseling
alleen met vier kinderen tussen zeven en twee jaar oud. Ook weg. Alleen
met haar eigen verdriet. Ik voelde haar aanwezigheid niet meer. Papa weg,
mama weg. Ik voelde alleen, en dat is lang zo gebleven. Zonder dat ik het wist,
zonder dat het afgesneden zijn een naam had.
Heel lang dacht ik dat de
afwezigheid van mijn vader gewoon een gegeven was, een life event, een van de
dingen die nu eenmaal gebeuren in een leven. Ik dacht dat het geen gevolgen
had. Vijftig jaar geleden-gebeurd-over-voorbij.
Nu ik terugkijk, zijn we
altijd alleen gebleven. Mijn moeder, mijn broers, mijn zusje en ik. Alleen zijn is een gevoel, het hoeft geen
feit te zijn. Alleen, tussen anderen. Alleen, in een relatie. Alleen, als
moeder.
Pas sinds kort lukt het me
om me te durven en te kunnen verbinden. Wat heb ik de verbinding, het
vertrouwen en de geborgenheid van verbinding, gemist, en ik wist het niet. Ik
wist niet dat een mens pas echt leeft en liefheeft in verbinding. Verbinding met
mijzelf, met mijn bron, met de bron. De basis voor verbinding met de ander.
Wat als…?
Wat als ik niet een meisje
zonder vader was geworden? Hoe lang was ik dan kind gebleven? De onschuld, de
vanzelfsprekendheid, had ik rust gehad?
Ik zal het nooit weten en
het is goed zo. Alles schijnt een reden te hebben.
Ik was een klein meisje,
nog steeds, en ik lag in mijn bed. Het was donker in mijn kamertje en ik voelde
dat mijn vader bij me kwam, op zijn knieën zat hij bij mijn bed. Ik lag met
mijn rug naar hem toe, en hij legde zachtjes zijn hand op mijn heup. Ik zag hem
niet maar soms weet je iets heel zeker.
‘Doe maar niet pap, ik
vind het eng als je zo bij me bent,’ zei ik in mezelf en ik voelde hoe hij
steeds verder weg trok. Ik was weer alleen.
Jaren later bezocht ik een
vrouw die contact kreeg met mijn vader. Hij vroeg haar om mij door te geven hoe
trots hij op mij was. Ik werd omarmd door een grote wolk van licht en
onvoorwaardelijke liefde, en mijn hart werd langzaam verwarmd. Sindsdien zijn
we weer samen.
Een ongrijpbaar samen
zijn. Ver weg, ieder in zijn eigen wereld, wilde ik zeggen maar dat klopt niet,
het is een en dezelfde wereld. Dichtbij en ver weg.
Het fotootje dat in de
zomer van 1963 werd gemaakt is mijn dierbaarste bezit.
Het hangt in de
woonkamer en vertelt mijn verhaal.
Fijn voor je dat je die foto nog hebt en er zo van kan genieten. Sweet memories <3
BeantwoordenVerwijderenDank je Hetty. Dit stukje heb ik vier jaar geleden geschreven maar het blijft actueel. Het dierbare fotootje hangt nog steeds in mijn woonkamer.
BeantwoordenVerwijderenHet grote verschil met toen ik het schreef en nu, is dat ik me veel minder alleen voel tegenwoordig.