Uit mijn wekelijkse bezoekje:
Boven gekomen is mevrouw B niet op
haar kamer, maar na zoeken vind ik haar aan het eind van de gang, samen met drie
andere dames.
Ik vraag aan mevrouw B of ze naar haar kamer wil of dat ze hier wil blijven zitten. Ze wil hier wel blijven en dus ga ik er maar bij zitten.
Ik lees voor uit Een visje bij de thee van Annie M. G. Schmidt, en later uit
Fluisteringen, het Humble- quotesboekje.
Het is erg leuk om deze quotes voor te
lezen, de tekeningen te laten zien, en voor zover mogelijk even door te praten
over de betekenis van de quotes. We hebben het bijvoorbeeld over de quote:
'Liefde is sterker dan de dood.'
‘Ik denk dat het wel klopt; dat als
iemand doodgaat waar je heel veel van hebt gehouden dat je daar nog na hun dood
van blijft houden. Wat denken jullie?’
Ja, dat denken
ze eigenlijk ook wel.
‘En
misschien houden zij ook nog wel van ons als ze al dood zijn? Wat denkt u? Is
dat mogelijk?’
De een
denkt na, de ander heeft de ogen gesloten; het zal haar worst wezen waarschijnlijk.
Eén mevrouw zegt;
‘Dan zie je zijn gezicht enzo.’
Ik beaam
dat en zeg:
‘Ja, en je weet vooral nog het gevoel
dat iemand je gaf.’
Er is één
mevrouw bij en die is ongelooflijk
dankbaar voor deze ochtend. Ze houdt van Humble en ze houdt van mij. Ze vindt
het knap dat iemand zo kan schrijven en tekenen, en dan leg ik uit dat ik het
heb gemaakt. Dat vindt ze geweldig, ze vindt het een eer dat ik het zelf aan ze
kom voorlezen. Toevallig heb ik net wat Humble boekenleggers bij me die ik heb
laten maken voor de lezing die ik eind augustus over Humble ga geven. Op de
boekenlegger staat de quote:
‘Geïnspireerd worden is mooi, maar
het is nog mooier om zelf te inspireren.’
Ik deel de
boekenleggers uit als cadeautje en ze zijn er, eigenlijk tot mijn verbazing,
heel blij mee.
De grote
fan- mevrouw bedankt me dat ze na deze ochtend rijker is dan toen ze kwam. Dat
ze heeft mogen nadenken en genieten over het leven etc.
Haar
reactie ontroert me.
‘Kan ik zo’n boekje kopen?’
‘Helaas, ik verkoop ze niet.’
‘Nou dan gééf je hem toch!’ zegt ze
bijdehand.
Later sta
ik met mijn jas al bij de deur om weg te gaan, de dames moeten zo eten, en dan
hoor ik met een heel zacht stemmetje de vrouw die het over het gezicht van haar
geliefde had zeggen:
‘Ik wil naar God toe, ik wil Gerard
zien.’...
En ik
denk: Oh mijn God, wat doe ik met haar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten