Batikfabriekje
We lopen door de straten van de droge
stoffige stad en de
zon schijnt fel op mijn hoofd. Te fel, ik wil even de schaduw in.
Mijn lief
zegt geïrriteerd:
‘Daar
moet
je maar gauw aan wennen.’
Ik voel me verongelijkt, ik kom net uit min
vijftien
graden en loop nu in plus vijfendertig graden. Die overgang is
niet gezond,
toch, maar hij heeft wel een beetje gelijk, want ik hou van dit
land en hoop er ooit
te kunnen wonen.
We komen aan bij de poort van het oudste
batik bedrijf
van het land. Op de binnenplaats is het een mozaïek van kleuren.
Waar je maar
kijkt zie je lappen stof, van ongeverfd tot net geverfd, en van
losse lappen tot
kant en klare kleding.
Ik
ga
zitten op een bankje onder een grote boom. Een stille zachte wind
waait langs
mijn gezicht en ik geniet van de rust die hier heerst, ondanks de
veelheid aan
kleuren.
Nadat ik even heb rondgelopen, valt mijn oog
op een oude vrouw
die onder een andere boom op een matje zit. Haar benen zijn
gestrekt en de rug is
recht. Ik ga op een boomstronk bij haar zitten. Terwijl ze
zachtjes in zichzelf
praat, draait ze schuin haar hoofd naar mij, en ze vertelt me hele
verhalen in
een taal die ik niet versta. Ik glimlach naar haar en leg haar
uit, in een voor
haar onbegrijpelijke taal, dat ik haar niet versta. Dat maakt haar
niets uit.
Ons gesprek zet zich nog even voort en terwijl ze me wazig
aankijkt, zie ik aan
haar ogen dat ze verdwenen is naar een plaats ver weg. Ze is weer
onbereikbaar.
Wanneer ik later de werkplaats verlaat, kijk
ik om. Ik
denk aan mijn moeder thuis die misschien uit haar vertrouwde
omgeving weg moet
naar een tehuis. Het beeld van deze oude vrouw ontroert me. Ik
weet het zeker,
wanneer ik oud en de weg kwijt ben wil ik op een matje onder een
grote boom,
onder de Afrikaanse zon, mijn laatste dagen voorbij laten gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten